Muziek Centraal
In 1831 bouwde de orgelmaker F.A. Naber uit Deventer een orgel voor de Jacobskerk in Winterswijk.
Dit instrument had toen 25 stemmen, verdeeld over hoofdwerk, onderpositief en pedaal.
De firma Steenkuyl uit Amsterdam heeft het orgel in 1911 geheel omgebouwd.
Windladen, klavieren, mechaniek alsmede enig pijpwerk van Naber werd vervangen; de tractuur werd pneumatisch.
Nadat de kerk eind jaren '60 was gerestaureerd, werd besloten een nieuw orgel te laten vervaardigen met gebruikmaking van materiaal van het oude orgel.
Deze opdracht werd verleend aan de firma Metzler uit Zwitserland, onder advies van Klaas Bolt.
De kas werd ingericht als Hoofdwerk-Rugwerk-Pedaal (in plaats van Hoofdwerk-Onderpositief-Pedaal met zijkantbespeling).
De oorspronkelijke mahonierode kleur werd weer aangebracht. De oude windvoorziening en enkele registers werden opnieuw gebruikt.
De dispositie van het Naber uit 1831 werd deels als uitgangpunt gehanteerd.
De intonatie en temperatuur was evenwel gebaseerd op het Noord-Duitse barokke klankconcept.
Dispositie:
Hoofdwerk | Rugwerk | Pedaal | Bourdon 16' * | Gedekt 8' * | Subbas 16' * | Prestant 8' ** | Prestant 4' ** | Prestant 8' ** | Holpijp 8' * | Roerfluit 4' | Roerquint 6' | Octaaf 4' * | Octaaf 2' * | Octaaf 4' | Spitsluit 4' | Gemshoorn 2' | Bazuin 16' ** | Octaaf 4' * | Octaaf 2' * | Octaaf 4' | Quint 3' * | Scherp IV | Trompet 8' | Octaaf 2' * | Cornet IV (discant) | Terts 1 3/5 | Dulciaan | Mixtuur IV-VI ** | * = Naber | Trompet 8' | ** = deels Naber |
© Muziek Centraal, 2016